Lifestyle

Herkenbaar: dit zeiden je ouders vroeger altijd tegen je

Kleine meisjes worden groot… Vandaag de dag babbel je lekker met je vader en moeder, maar dat is ooit anders geweest. Weet je nog die klinkklare onzin die je ouders tegen je zeiden als je iets vroeg? Keer op keer hetzelfde liedje. Zó irritant gewoon. Gelukkig is dat verleden tijd. Dit artikel is speciaal bedoeld om die geweldige herinneringen op te halen. 

1. “Zet die televisie uit, want straks krijg je nog vierkante ogen” Gek genoeg kwam dit zo geloofwaardig over. Die televisie was binnen een mum van tijd uit. 

2. “Niks mee te maken!” Ja, maar Kim mag ook naar de speeltuin vanmiddag. Het was leuk geprobeerd, maar elke keer had je niks met Kim te maken…

3. “Ik zie een kruis op je voorhoofd staan.” Liegen kon niet door de beugel natuurlijk. Elke keer was je bang dat je ook echt een kruis op je voorhoofd had. 

4. “Niet met natte haren naar buiten” Na het zwemmen en douchen in de winter hamerden je ouders erop dat je absoluut niet met natte haren de deur uit mocht. Je zou maar eens verkouden worden. Maar word je echt verkouden als je met natte haren naar buiten gaat? lees het in dit artikel

5. “Niet zonder jas naar buiten” Als het geen natte haren waren, dan was het wel je jas die je zeker niet mocht vergeten. 

6. “Het is hier geen hotel” Als je je bord liet staan of op de bank aan het springen was, dan werd er naar je hoofd geslingerd dat het hier geen hotel was. Nee goh, dat had je ook wel door. 

7. “Eerst je bord leeg, daarna mag je pas van tafel” Uren later zat jij nog steeds op dezelfde stoel. 

kind herkenbaar8. “Kinderen die vragen…” Tja, die werden overgeslagen. Dit zinnetje konden we vroeger dromen. 

9. “Wat zeggen we dan?” Als je een snoepje kreeg van je oma, riep je moeder dit vanuit de andere kant van de kamer. “Dankjewel, oma”

10. “Dan maak je maar zin!” Als jij toch eens een keer zei dat je ergens geen zin in had. 

11. Hup, je mond spoelen!” Als er bij jou een niet zo netjes woord over je tong kwam rollen, zeiden je ouders dit áltijd. 

12. “Kijken doe je niet met de handjes” Als je met je moeder door de Blokker liep, was ze als de dood dat je iets om zou stoten. 

13. “Het geld groeit niet aan de boom” Als je weer eens nieuw speelgoed wilde. 

14. “Wat ik mag, mag jij niet” Jouw vader en moeder straalden me toch een partij autoriteit uit. 

15. “Ben je in de kerk geboren?” Als je voor de honderdste keer de deur niet dicht deed. 

16. “Kijk je uit?” Ook al ging je naar je buurmeisje, het was altijd uitkijken geblazen. 

Beeld: iStock