Lifestyle

Kort verhaal: Zeven dagen geleden

Ik zit in mijn glanzende Dodge Ram, een geweldige bruin-crèmekleurige pick-up uit vijfentachtig, één hand op het stuur en mijn elleboog op het raamkozijn. Ik sta voor Savannah’s huis geparkeerd, zoals iedere vrijdag. De maan staat hoog aan de pikzwarte hemel. Mijn blonde vriendin stapt van de veranda van haar huis af en zwaait naar me, zoals iedere vrijdag.

Ze vloekt terwijl ze mijn auto binnenstapt, haar portier dichttrekt en een paar lange plukken haar tussen de deur klem blijven zitten.
Ik rol onopvallend met mijn ogen en grinnik.
“Hé schatje,” zeg ik terwijl ik me automatisch naar haar toe buig voor een kus. Haar felblauwe ogen kijken zo dreigend dat ik snel terug zak in mijn stoel.
Geweldig, ze is weer in zo’n bui.
Savannah mompelt iets wat op een ‘hoi’ lijkt terwijl ik snel de motor start en wegrijd. Onderweg naar Silvester’s Diner, het plaatselijke eetcafé van ons kleine stadje Winnfield, rommelt mijn vriendin wat met de radio om de stilte te verbreken met een luid countrynummer.
Terwijl het vrolijke gitaarspel en de ‘ooh’-tjes en ‘aah’-tjes de autocabine vullen, vraag ik me af wat ik dit keer weer fout heb gedaan.

Savannah Gray, dochter van de sheriff en tweelingzus van mijn beste vriend, is iets meer dan een half jaar geleden officieel mijn vriendin geworden. We zaten al ons leven lang bij elkaar in de klas, maar het was pas op de High School dat ze mijn interesse wekte.
Met lang, kreukloos zonnig blond haar, een knap smoeltje en felblauwe ogen (volgens mijn zusje ‘oceaanblauw’) is ze niet bepaald lelijk. Dat ze een fantastisch lichaam heeft door die overdreven cheerleading club van haar is zeker een pluspunt.
Toch was ik niet degene die de eerste stap zette, dat was Savannah. Zestien was ze, toen ze me meevroeg naar het jaarlijkse schoolfeest. Natuurlijk had ik ja gezegd, ik bedoel, Savannah was de mooiste griet van heel Winnfield Senior High School!
Op Dixie Young dan, maar die is drie jaar geleden verdwenen zonder ooit nog teken van leven, dus die telt niet.
Ik had niet verwacht dat ik het ooit zou denken, maar ik heb spijt dat ik toen met Savannah mee ben gegaan. Ja, ze zag er prachtig uit in haar paarse (volgens mijn zusje ‘lavendelblauwe’) jurk, gekrulde blonde lokken en die kleurtjes in haar gezicht. Ja, ze was ontzettend schattig en verliefd en lief en giebelend.
Totdat het nieuwe en spannende eraf was en de ware Savannah Gray naar boven kwam. Ik kreeg overal commentaar op, ik mocht voor geen goud naar andere meisjes kijken of bloesjes met knopen dragen (ik bedoel, wat is er mis met een bloesje met knopen? In de temperatuur van Louisiana kan ik toch moeilijk met een trui gaan rondlopen!).
Savannah had het plotseling in dat knappe koppie van d’r gekregen om mij tot dé ultieme gentleman te gaan opvoeden. Als ik de deur niet voor haar openhield, of in elke publieke plek haar handje niet vast hield, of geen opmerking maakte over de onzichtbare drie centimeter dat van haar haar mistte, kreeg ik de hele avond snauwende opmerkingen en kille blauwe ogen op me afgevuurd.

Oké, ik ben zelf ook niet perfect. En ik durf mezelf zelfs een slappeling te noemen. Ik had het allang uit moeten maken, maar daar had ik het lef niet voor. Mijn allerbeste vriend is nota bene haar tweelingbroer! De sheriff van Winnfield is in godsnaam haar vader! Ik durfde het gewoon niet.
En uiteindelijk ben ik uit gewoonte bij haar gebleven. Soms voel ik me samen met Savannah net een oud stel. Het is iedere keer weer hetzelfde liedje: doordeweeks op school moet ik wanneer ik kan met haar meelopen naar haar lokaal, in de pauzes haar hand vasthouden en haar na school áltijd opwachten. Volkomen belachelijk trouwens, want wanneer ik eens een keer later klaar ben dan zij, is mevrouw allang vertrokken met vriendinnen.
In het weekend heb ik gelukkig de tijd om te ademen. Zaterdags werk ik voornamelijk, en ’s zondags neemt Savannah genoegen met het zien van elkaar tijdens de kerkdienst.
Vrijdags, zoals vandaag, gaan we samen naar Silvester’s Diner om een aantal drankjes te doen en met vrienden te hangen. Dan zet ik haar ’s avonds altijd netjes op tijd af, en als ik mazzel heb dan mag ik één straat verderop stoppen voor een zoensessie van krap vijftien minuutjes.
Ze is ook zo gemeen – haar topje mag ik uittrekken, maar verder dan dat? Ho maar! We hebben nog nooit samen geslapen. Volgens Savannah zou haar vader me afmaken als hij überhaupt al achter onze stiekeme auto-handelingen komt, laat staan het idee van samen onder de lakens… (En eerlijk gezegd wil ik liever niet nadenken over wat Sheriff Gray dan met me van plan is.)
Daarbij wil ik wel even verduidelijken dat ik Savannah absoluut nooit zou dwingen tot seks. Zo ben ik niet, ik blijf altijd keurig wanneer de dame ‘nee’ zegt.

Maar kom op, ik ben een jongen van zeventien en ik heb behoeftes. Vooral als Savannah halfnaakt naast me zit in haar kanten beha en die zwoele blik in d’r ogen, en hem vervolgens na tien à vijftien minuten al peerd.
Wanneer we de parkeerplaats van de diner oprijden blijft mijn blik hangen op het advertentiebord bij de ingang van de weg. Een lantaarnpaal verlicht maar amper het asfalt om ons heen, maar het bord heeft zo te zien zijn eigen verlichting. Een flesje met een bloedrood mengsel staat afgebeeld naast de in koeienletters geschreven tekst “WIJ VERKOPEN TruBlood!”.
“Kom je nog?” vraagt Savannah ongeduldig die al uitgestapt is. Ik knik en loop haastig achter haar aan naar de ingang van de diner. Tot mijn verbazing geeft ze me niet eens de tijd de deur voor haar open te houden, wat ze normaal wel zou doen. Ik haal mijn schouders op en volg haar naar een tafeltje.
Terwijl ik de bar passeer steek ik mijn hand op naar de vriendelijk glimlachende man erachter, meneer Silvester.
“Johnny!” begroet hij me met glimlachende lichtblauwe ogen.
Wanneer ik tegenover Savannah plaatsneem schuift ze nerveus heen en weer op haar stoel. Ze kijkt me niet aan, blijkbaar is het bierviltje op de houten tafel interessanter.
Ik vraag me nu toch wel echt af wat er aan de hand is. Savannah doet nooit zo stil, of zo ongemakkelijk. Ze lult me normaal juist de oren van de kop. Of ik luister is maar de vraag, maar ze verwacht toch nooit een antwoord. De enige keren dat ze ophoudt met praten is om op adem te komen.
“Hé Johnny!” Caroline verschijnt voor ons tafeltje met een lach van oor tot oor, precies zoals ik gewend ben. Ze knikt iets minder enthousiast naar mijn metgezel. “Savannah.”
Die zal zich ook wel afvragen wat er met haar aan de hand is. Ik glimlach naar de jonge serveerster, waardoor haar lichtblauwe ogen onmiddellijk weer gaan glinsteren.
“Carrie,” zeg ik beleefd. Wanneer Savannah stil blijft, open ik opnieuw mijn mond. “Doe mij maar zoals gewoonlijks, een biertje van de tap, alsjeblieft.”
“Komt voor elkaar!” kermt Carrie vrolijk. Ze heeft haar karakter van haar vader, meneer Silvester, evenals de lichte ogen. Carrie’s springerige witblonde haar veert op wanneer ze Savannah vragend aankijkt.
“Doe mij maar een koolzuurhoudende water. Met citroen.”
Carrie krabbelt wat op haar kladblokje, werpt me een stralende lach en verdwijnt gehaast richting de bar. Ik kijk naar haar krullende haren die heen en weer schommelen terwijl ze uit zicht verdwijnt.

bron

Als sinds ik het me kan herinneren is Carrie Silvester kind aan huis – aan mijn huis. Ze is altijd al de beste vriendin geweest van mijn twee jaar jongere zusje Amy geweest. Hoewel ze even oud als Amy is, doet haar lengte ouder aan dan vijftien. Maar mijn zusje is dan ook echt een scharminkel van één meter zestig.
Toch doet Carrie haar jonge leeftijd eer aan met sproetjes rond haar lieflijke wipneus en de lange wimpers boven haar vrolijke felle ogen. Ik zie het meisje echt als mijn tweede zusje, samen met Amy.
“We moeten praten.” Savannah ontwaakt me uit mijn gedachten met haar dringende stem.
“Oké,” mompel ik, enigszins van mijn stuk gebracht.
De blondine slaat haar armen over elkaar en kijkt me indringend aan. “Eerlijk gezegd … moet ik je iets vertellen.”
Ik wacht gespannen af totdat Savannah verder gaat, maar dat doet ze niet. Ongeduldig maar met een bepaalde verbazing vraag ik: “Wat dan?”
“Het is,” begint ze, maar houdt op wanneer Carrie weer naast ons staat. Zonder een woord te zeggen zet ze de drankjes voor ons neer en werpt nog één nieuwsgierige blik naar Savannah voordat ze wegschiet. Mijn vriendin zucht geïrriteerd voordat ze haar zin vervolgt: “belangrijk.”
Het eerste wat me te binnen schiet is om een flinke slok van mijn bier te nemen. Ik voel mijn kaakspieren kort verkrampen van de bittere smaak, en daarna mijn hersenen roepen om nog een slok. Liefst weer zo’n grote.
Maar ik wil niet laf overkomen, dus sla ook ik mijn armen over elkaar en probeer ik Savannah een serieuze, zelfverzekerde blik te werpen. “Vertel.”

Op het moment dat het woord mijn lippen verlaat begint de blondine opnieuw zenuwachtig over haar stoel te schuiven. Ze plukt aan haar gelakte nagels, streelt de rand van haar glas met een vinger, duwt plukken blond haar achter haar oren en gooit ze dan weer over haar schouders.
Wanneer Savannah voor de derde keer een slok neemt en het glas op tafel neerzet, grijp ik haar pols beet. Mijn vriendin kijkt me geschrokken aan, en slaakt dan een diepe zucht, alsof ze begrijpt dat ze me niet langer kan vermijden. Of de woorden kan ontwijken die ze zo moeilijk uit haar strot krijgt.
“Savannah,” zeg ik zacht. “Je kunt me alles vertellen.”
Hoe ik daarop zal reageren, is een ander verhaal.
“Oké, oké.” Savannah drukt haar duim en wijsvinger tegen haar neusbrug, en kijkt me dan met een trieste blik aan. “Ik … Ik maak het uit, John.”
Oké, dat had ik niet aan zien komen.
Mijn mond valt open en in gedachten zie ik mijn pupillen zo groot worden dat de lichtgrijze kleur van mijn ogen opgeslokt wordt door het zwart.
“Wat?” Mijn stem klinkt als niets meer dan een zuchtje wind.
Savannah legt voorzichtig haar zongebruinde hand op de mijne. Op de hand waarmee ik haar net nog vermaande tot het uitspreken van de woorden. Van de woorden waarmee ze me net in mijn gezicht geslagen heeft.
“Het spijt me, Johnny.”
Haar stem loopt zo over van de medelijden dat ik uit walging mijn hand terugtrek. Haar schuldige felblauwe ogen volgen die beweging nauwlettend. Mijn hoofd voelt leeg terwijl ik haar zin opnieuw afspeel. Ik maak het uit, John. Ik maak het uit. Uit.
“Waarom nu?” vraag ik, in staat mijn stem vaster te krijgen. Het is het enige wat bij me binnenschiet.
Savannah slaat haar ogen neer en nipt aan haar stomme koolzuurhoudende water. Het schijfje citroen botst tegen haar volle bovenlip.
“Waarom nu?” zeg ik nog eens, wetend dat ik daarmee in de goede richting zit.

Het kan me niet schelen dat ze het uitmaakt, dat ze sinds dertig seconden mijn vriendin niet meer is, dat ik – Johnny Blackwood – nu vrijgezel ben. Het maakt me niet uit dat het knapste meisje van Winnfield Senior High me dumpt.
Al die tijd heb ik ervan gedroomd haar van me los te maken. Het zelf uit te maken. Uit.
Waarom wil ik dan zo graag weten waarom? Waarom moet ik per se de reden uit haar mond horen komen?
Ik weet niet waarom. Ik moet het gewoon weten.
“Savannah?” Mijn stem klinkt luid, een paar mensen aan de tafeltjes rondom ons kijken op. Ik laat Savannah gezicht los en zie ze kijken, waarna het gebabbel onverstoord verder gaat. Voordat ik mijn blik weer op mijn… ex-vriendin richt, zie ik Carrie naar ons kijken. Ze buigt zich snel over de bar heen wanneer mijn ogen die van haar ontmoeten.
“Alsjeblieft,” fluistert Savannah. Ze kijkt me smekend aan vanonder haar wimpers, maar het doet me niets. Ik wil het weten. Ik wil het gewoon weten, verdomme!
“Geef antwoord,” zeg ik kalm.
Het meisje tegenover me, met de lange blonde haren, lijkt haar moed bij elkaar te rapen terwijl ze mijn blauwe (volgens mijn zusje ‘marineblauw’) T-shirt bestudeert.
Op het moment dat ze haar mond opendoet, klinkt het zachte gerinkel van de glazen voordeur die opengeduwd wordt. Savannah, net zoals meerdere klanten, tilt haar hoofd op om te kijken wie er binnenkomt.
Mijn ogen blijven echter vastgelijmd aan het mooie gezichtje van mijn vriendin. Sorry, ex-vriendin.
Iets in Savannah’s gedrag zorgt er echter voor dat de lijm tussen mijn ogen en haar gezicht als sneeuw voor de zon verdwijnt. Ze hapt naar adem terwijl haar ogen groot worden. Ik kijk nu ook op, naar de ingang. Een lange, atletisch gebouwde jongen staat in de deuropening. Hij is zeker een kop groter dan ik. Zijn huid is bleek, in tegenstelling tot de meeste inwoners van Winnfield die hier allemaal zongebruind rondlopen. Zijn glanzende haar is ravenzwart en in een scheiding gekamd, op een soort ouderwetse manier. Hij heeft een knap, maar mysterieus gezicht en laat zijn lichtbruine ogen over het dorpsvolk rollen.
Geschokt kijk ik terug naar Savannah, die me schuldbewust aankijkt.
Mijn ogen dwalen weer terug naar de jongen die inmiddels aan de bar plaatsneemt. Hij glimlacht charmant naar iemand en zegt iets wat ik vanaf hier niet kan horen, waarna hij een donkerrood flesje in zijn handen krijgt gedrukt. Het flesje van de advertentie die buiten staat.
Daar zit hij dan, op een glanzende barkruk, lurkend aan een flesje synthetisch bloed. De enige echte in ons bescheiden Winnfield. Richard Smythe. Richard, de vampier.

Door Manon