Douchen is hartstikke fijn, maar die haren die je daarna uit het putje moet halen, zijn vreselijk. Eigenlijk best wel raar, want het zijn gewoon je bloedeigen haren. Oké, of van je vader of van je huisgenoten. Dat idee maakt het misschien nog minder aantrekkelijk. Waarom vinden we dit eigenlijk zo ranzig? Misschien had je het niet verwacht, maar hier is gewoon een verklaring voor. 

Elke dag verliezen we flink wat haren. Schrik niet, want dit zijn er tussen de 40 en 120. Gelukkig groeien er elke dag ook weer nieuwe bij. Als je gaat douchen, dan wroet je lekker door je haar heen en dan komt alles nóg meer los. Tja, dat blijft lekker hangen in het doucheputje. Waarschijnlijk vind je dit vies, maar waarom gruwelen we hier zo van?

Dat noemen ze ook wel angst voor haar, oftewel chaetofobie. Als je hier last van hebt dan heb je oprechte angst voor haren. Als het je leven belemmerd, kun je er zelfs voor in therapie gaan. Volgens Bernard Vittone, directeur van het Britse centrum voor fobieën, angsten en depressies, heeft onze angst voor haren in het doucheputje te maken met angst voor bacteriën en besmetting. Als je haren ziet dan associeer je dit automatisch met een besmetting, dus daarom vinden we het zo vreselijk. In het algemeen vinden we haren gewoon vies, want je moet jezelf eens horen als je een haar vindt in het eten. Jup, niet erg smakelijk. Nou, weten we dat ook weer. 

Beeld: Pixabay | Bron: hln.be, nrc.nl