Als kind (en nu nog steeds) waren we niet altijd even handig. Je maakte een lelijke smakkerd en je brak een been, arm of elleboog. Dat jij roze gips had en iedereen daar iets op tekende was ontzettend cool, maar na een week haatte je dat gips. Als we nu op wintersport gaan zijn we nog steeds doodsbang dat we met een botbreuk terugkomen, we blijven altijd een beetje klunzig. Heb jij weleens iets gebroken? Dan zijn de volgende dertien punten hartstikke herkenbaar.

1. De breinaald is jouw beste vriend. Als je jeuk hebt steek je dit ding gewoon even onder het gips. 

2. Douchen is ontzettend ingewikkeld. Eerst moet het gips helemaal ingepakt worden met vuilniszakken en daarna moet je met één arm jouw haar wassen. Wat een hel!

3. Iederen wil iets op jouw gips tekenen. Erg leuk, totdat jouw kleine broertje iets tekent dat lijkt op een piemel.
4. Na een week zitten er al smerige vlekken op het gips en zie je er niet zo fris uit.

5. Je krijgt een liftpas van school, dat is ontzettend chill.

6. Je verveelt je dood. Hier vind je een aantal tips om je te vermaken.

6. Je laat je graag in de watten leggen, ook als dit niet nodig is. Nu iedereen je zo zielig vindt kan je daar maar beter misbruik van maken, toch?

7. Je moet ineens met de andere hand leren schijven omdat jouw ‘goede’ kant in het gips zit.

8. Iedereen vindt jouw krukken enorm interessant en wil er trucjes mee doen.

9. Je moet minstens vijf keer per dag uitleggen wat er is gebeurd. Waarom vraagt iedereen hier steeds naar?

10. Je telt de dagen af tot het gips eraf mag.

11. Maar als die dag is aangebroken ben jij heel zenuwachtig. Hoe zou jouw arm er nu uitzien?

12. Jouw arm voelt echt als een noedel als het gips eraf is. 

13. Om maar niet te beginnen over de geur die vrijkomt bij het weghalen van het gips…

Beeld: iStock